Het is inmiddels half augustus, en het duurt niet heel erg lang meer of we mogen weer aan het "echte" kaartleeswerk beginnen. Tot die tijd moeten we ons behelpen met droogritten (waarover wellicht binnenkort meer). Om weer een beetje in de stemming te komen alvast deze zomer-column, met daarin een kaartleescursus, maar dan wel eentje uit 1916; of die voor U van betekenis kan zijn moet U zelf maar uitmaken…
Vorig jaar kwam ik op een antiek-/rommel-/boekenmarkt een interessant boekje tegen: "Het gebruik van de stafkaart, 3e druk, herzien, door L. C. Prey, 1ste Luitenant der Infanterie". Militair dus? Inderdaad ja, en oud ook: het boekje is uitgegeven door de Koninklijke Militaire Academie te Breda, in 1916, 101 jaar geleden! Het begrip "stafkaart" komt dan ook uit de militaire wereld, tegenwoordig wordt meestal de aanduiding "topografische kaart" gebruikt. Het epistel bevat 21 bladzijden tekst, en heeft drie - in uitstekende staat verkerende - bijlagen: de legenda, de bladwijzer (overzicht van alle kaartbladen), en - als oefenmateriaal - kaartblad 39 (Rhenen), gekleurd, 1:50.000, uitgave 1910.
Om te beginnen lezen we in dit boek waarom kaartlezen zo belangrijk is:
Een stukje verderop, na wat meetkundige beschouwingen over het tot stand komen van een stafkaart, gaat het over de schaal van de kaart:
Maar ook toen al kende men de problemen waar wij soms last van hebben; zijn wij wel op den goeden weg? |
Amusant is de behandeling van halfverharde wegen; die werden beschouwd als "van twijfelachtige beteekenis": |