In diverse eerdere afleveringen van deze rubriek heb ik aangegeven dat bijdragen van lezers welkom zijn. Als U ook een leuke anekdote heeft, laat het weten, stelde ik voor. Helaas zijn daar weinig (nul) reacties op binnengekomen, zodat ik concludeer dat U ofwel geen anekdotes kent, ofwel geen zin en/of tijd heeft om een en ander op te schrijven.
Ik had mij er al bijna mee verzoend dat ik de enige zou blijven die de stof voor deze columns aanlevert... 
tot het moment van de jaarlijkse prijsuitreiking van de NRF, op 13 januari j.l. Toeval of niet (nee hoor), ik zat aan dezelfde tafel als Aad en Leny van Oosten, en in de loop van de middag werden er tussen Aad en mij heel wat verhalen van vroeger uitgewisseld. En die van Aad gingen heel wat verder terug in de tijd dan die van mij... Want ik mag dan zelf al sinds 1970 aan rittenrijden doen, en mijn equipegenoot Jos zelfs al vanaf 1958 (op zijn dertiende jaar, als navigator van zijn vader), dat valt nog in het niet bij de carrière van Aad: die begon al in 1955, op tienjarige leeftijd, ook met zijn vader! En in tegenstelling tot Jos en mijzelf is er bij Aad geen sprake van een onderbreking van een flink aantal jaren. Aan de andere kant zijn Jos en ik in 2012 weer opnieuw begonnen, en is Aad er rond die tijd definitief mee gestopt.
 
Halverwege zijn tweede verhaal onderbrak ik hem: "stop maar liever met vertellen, het is veel leuker als je dat opschrijft, dan kunnen de lezers er ook van genieten". En zie: na slechts een korte aarzeling (en een tweede glas wijn) stemde Aad toe om een paar herinneringen op te schrijven en aan aan mij op te sturen! Met veel genoegen presenteer ik U dus bij deze aflevering 1 van de serie gastcolumns die Aad voor zijn rekening neemt; het is nummer 1 omdat hij heeft toegezegd dat er minstens twee columns te vullen zijn, maar persoonlijk denk ik (en hoop ik) dat het er misschien wel meer dan twee zullen worden...
 
Rittensporthistorie 1 - door Aad van Oosten
 
Tijdens de NRF-prijsuitreiking op zaterdag 13 januari kreeg ik van Rob de Vries het verzoek om eens een artikel voor de NRF-site te schrijven over mijn ervaringen in de rittensport.
 
In zestig jaar rittensport maak je zo nu en dan wel eens wat mee, maar ja welke gebeurtenissen zijn ook interessant voor de jongere lezers van de NRF–site?
 
Waar is het begin? In 1955 met succes deelgenomen aan de Ouverturerit van RAC Den Haag en vervolgens actief in de RB-ritten van MAC Delfia. Deze vereniging is in de dertiger jaren (1936?) in Delft opgericht en was aangesloten bij de KNMV.
 
De donderdagavondritten werden beslist op tijdstrafpunten. Geen vallen en routecontroles, maar uitsluitend geheime tijdcontroles. De gemiddelde snelheid bedroeg 36 km/uur. De oriëntatiepunten waren soms moeilijk te vinden in het donker. De navigator deed een stevige handschoen aan de rechterhand en met een zoeklicht werden de bermen en de panden langs de route afgezocht.  Later werd het gebruik van verstelbare zoeklichten verboden en moesten de oriëntatiepunten zonder zoeklicht waarneembaar zijn.

De eerste beker

De clubkampioen van MAC Delfia kreeg ieder jaar de zilveren speld en als je driemaal op rij kampioen was geworden zelfs de gouden speld.
 
Leuke herinneringen uit die tijd. Ik had eens een rit uitgezet rond Koninginnedag en plaatselijk hingen hoog in lantaarnpalen diverse vlaggen. Zo ook een oranje vlag en daarom bij de lantaarnpaal maar een controleur met stempel neergezet. Die controleur werd door de meeste deelnemers vol gas voorbij gereden. Hinderlijk was dat de deelnemers elkaar tijdens de ritten goed in het oog hielden. Daarom heb ik eens een rit uitgezet met verschillende routebeschrijvingen voor de even en oneven startnummers. De ene equipe moest een rondje met de klok meerijden en de andere equipe hetzelfde rondje tegen de klok in. Verwarring alom!
 
Vanaf 1960 heb ik naast RB-ritten ook regelmatig deelgenomen aan KL-ritten en internationale rally’s zoals de Scheveningen-Luxemburg-Scheveningen Rally (SLS).
 
De eerste SLS in 1960 reden we in een Citroën DS. In 1961 gingen we van start in een Citroën 2 CV en moesten het opnemen tegen de DAF 600. In de buurt van Namen sloeg een schokbreker vast en belandden we in een greppel. Dankzij de Coenen veiligheidsgordel keurig op mijn plaatsgehouden. Nadat de auto uit de greppel was gehaald bleek er weinig tempo meer in de wagen te zitten. Achteraf bleek de stang van het gaspedaal krom te zijn.
 
In de SLS van 1966 stond het equipe Wim van Oosten-Aad van Oosten met een Citroën DS in de voorlopige uitslag als algemeen winnaar genoteerd, maar na een technisch protest tegen de berekening van de doorkomsttijden bij de geheime tijdcontroles werd uiteindelijk de equipe Steunebrink-Tetenburg algemeen winnaar en eindigden wij op de tweede plaats.
 
Het mooiste verhaal is van de SLS 1972. In een mooi beschilderde Citroën GS van start en in de buurt van St. Vith raakten we op los grind aan het slippen en schoven zijdelings in een greppel. De achterwielophanging was gebroken midden in de nacht. Niemand te zien uiteraard. Bij het eerste licht kwam de plaatselijk agrariër zijn koeien melken en met hem ben ik meegelift naar de verharde weg. Met de schoolbus naar St. Vith gereden en bij de Citroëngarage een takelwagen geregeld. Wagen opgehaald en toevallig stond in de garage een GS total loss, maar met een prima achterwielophanging. Achterwielophanging gedemonteerd en vervolgens in onze wagen gemonteerd en zo zijn wij die zaterdag thuisgekomen.
De eerste beker
Wordt vervolgd...