Uitspraken

Vraag:

In het DRR staat in artikel 8. Oriënteringspunten onder i  dat een brug aan ten minste één zijde dient  te zijn voorzien van een leuning of muur(tje), ongeacht de hoogte hiervan.

Is er in de situatie 1,2 en 3 sprake van een leuning of muur(tje)?

(Herziening uitspraak december 2013)

I.v.m. met het verschijnen van het WPR 2012, waarin de woonplaats Hout-Blerick niet meer voorkomt, is Hout-Blerick vervangen door Etten-Leur.

De uitspraak is inhoudelijk niet gewijzigd.

Uitspraak ReglementsCommissie RB januari 2015

Vraag.

Is met het verschijnen van het DRR 2000 versie 2014 en het BRR 2014 het karakter B-weg geschrapt?

Antwoord.

Ja.

Uitspraak ReglementsCommissies KL en RB 8 oktober 2014

Vraag.

Moeten tijdens aanlooproutes en aflooproutes bij kaartlees-, routebeschijvings- en puzzelritten routecontroles genoteerd worden en ritpijlen en DLW’s opgevolgd worden?

Uitspraak ReglementsCommissies KL en RB 8 oktober 2014

Vraag.

Moeten tijdens aanlooproutes en aflooproutes bij kaartlees-, routebeschijvings- en puzzelritten routecontroles genoteerd worden en ritpijlen en DLW’s opgevolgd worden?

Uitspraak ReglementsCommissie RB 17-02-2013

Vraag.

Waar is de opdracht 21. Voor drie plaatsnamen rechts uitvoerbaar?

De reglementscommissie van de NRF heeft in december naar aanleiding van ingestuurde vragen twee uitspraken gedaan.

U kunt de betreffende uitspraken hieronder aanklikken.

Uitspraak RB december 2013

Uitspraak RB 16-12-2013

Uitspraak ReglementsCommissie december 2013

 

31. aanhoudend WW Ri Hout-Blerick

32. na ritpijl, voor "HOUTBLERICK" Ri Hout-Blerick 

 

Kan de tekst op de WW's op twee manieren worden gelezen? Zo ja, hoe dan te handelen?

Is ook nog van belang of je dat binnen ritpijl één opdracht of bij verschillende opdrachten kunt (moet) doen?

 

Uitspraak was:

Antwoord

M.b.t. het DRR stelt de sectie Routebeschrijving van de NRF dat afgebroken woorden zowel in de routebschrijving als in het veld bij samenvoeging altijd het betreffende koppelteken verliezen.

Op beide borden staat derhalve Houtblerick en is er geen sprake van WW’s.

De opdrachten 31 en 32 zijn hier nergens uitvoerbaar.

 

19-11-2012

 

Uitspraak wordt:

Antwoord

Uit de context moet blijken of het gaat om een samengesteld woord (met koppelteken) of een afgebroken woord.

Indien sprake is van een koppelteken, wordt dit bij het afbreken van het betreffende samengestelde woord (volgens de spelling-/afbreekregels van de Nederlandse taal) automatisch het afbreekteken en dient het altijd in de tekst te worden vermeld.

Bij door de organisatie geplaatst routemateriaal dient uit de context te blijken wat wordt bedoeld. Indien bv. HOUT-BLERICK op een verwijzend bord wordt gezet, mag worden verondersteld dat er sprake is van een wegwijzer en derhalve van de plaatsnaam, met koppelteken.

Indien de context niet duidelijk vaststaat, mag een uitzetter hier geen val op baseren. Bijvoorbeeld wanneer een uitzetter er voor kiest om niet Hout-Blerick, maar

HOUT-

BLERICK

op een niet-verwijzend bord te zetten en zo van de deelnemers vraagt om te beoordelen of er sprake is van een afbreekteken (van bv. een achternaam Houtblerick) of een koppelteken (plaatsnaam).

 

Opdracht 32 is niet uitvoerbaar, tekst “HOUTBLERICK” is niet juist. In deze context zijn beide borden aan te merken als WW’s met plaatsnamen.

 

13-12-2013

Uitspraak ReglementsCommissie 16-12-2013

 

Vraag m.b.t. “knikjes naar binnen”

Waar zijn de onderstaande opdrachten uitvoerbaar?

10. 1e weg L

20. 1e weg R

30. voor RC R

 

Antwoord

Opdracht 10. 1e weg L

- dient in schets 1, 2 en 3 uitgevoerd te worden via d

Uit artikel 8k. blijkt duidelijk dat je bij de opdracht bv. ‘2e weg links/rechts’ uitsluitend wegen aan je linker-/rechterhand mag tellen.

 

Opdracht 20. 1e weg R

- dient in schets 1, 2 en 3 uitgevoerd te worden via a

 

Opdracht 30. voor RC R

- dient in schets 1, 2 en 3 als laatste mogelijkheid te worden uitgevoerd via c

Vanaf de pijl naar b is nimmer een reglementaire richtingsverandering en dient als meest rechtdoor te worden beschouwd.

Bv. de opdracht ‘tweede weg rechts’ is dus via c.

Uitspraak ReglementsCommissie 01-11-2013

Vraag.

De opdrachten zijn:

1. 1e weg R

2. na 3e plaatsnaam 1e weg L

3. na plaatsnaam L

Wat is hier de juiste oplossing (zowel voor BRR als DRR)?
Bij het bordje BEEK EN DONK heb ik voor het DRR geen probleem.
Artikel 8.e. leert ons immers dat je hier Beek en Donk moet nemen omdat je dit eerder benadert.

Is dit ook voor het BRR van toepassing?
 
Bij het bordje EDE EPE komt een probleem kijken. Hier heb je namelijk niet een plaatsnaam die je eerder benadert.
Mag ik hier nu een plaatsnaam aannemen als 3e plaatsnaam (zo-ja! Welke?) of is hier sprake van een tweekeus en moet ik op zoek naar een andere plaatsnaam (bijvoorbeeld Beek)?
 

Antwoord.

Het artikel 2. D. routebeschrijving (DRR)  beoogt alleen iets te regelen m.b.t. de keuze in richtingsverandering en niet; in keuze van oriënteringspunten. 
De deelnemer mag ieder oriënteringspunt nemen en de uitzetter mag daar verderop geen ge(mis)bruik van maken of vallen op baseren.
De opdrachten 2 en 3 zijn hier dus na elkaar uitvoerbaar.
De Reglementscommissie adviseert uitzetters om deelnemers op het BRR (Beginners Reglement Routebeschrijving) niet met dit soort vallen te confronteren.
 

 

Uitspraak ReglementsCommissie 31-10-2013

 

Vraag 1.

Waar is de opdracht 3. WW richting Ede uitvoerbaar?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Antwoord vraag 1.

Volgens artikel 11a. van het DRR wordt bedoeld die gelegenheid in te slaan die betrekking heeft op de richting die de route naar Ede ter plaatse heeft.

Uitzetters mogen volgens artikel 11c. van het URR geen misbruik maken van de aanduiding ter plaatse.

De vraag is nu of de WW Ede ter plaatse staat van zowel de linker als de rechter weg.

Gelet op de "platte" plaatsing van de WW wordt de WW geacht ook de weg van RC X in te wijzen. De opdracht is uitvoerbaar door naar RC X te rijden.

 

Om discussies over het begrip ‘ter plaatse’ te voorkomen, dient de uitzetter bij het het plaatsen van wegwijzers bij dit soort wegsituaties door een hulpaanduiding of het plaatsen van een situatietekening duidelijk te maken wat hij bedoelt met ‘ter plaatse’.

Bijvoorbeeld;

3. WW richting Ede (de WW staat functioneel voor zowel de mogelijkheid ter plaatse naar links als de mogelijkheid op afstand voor de WW naar rechts)

 

Vraag 2.

Is opdracht 7. asfaltweg R hier uitvoerbaar?

 

Alle wegen zijn asfaltwegen,

behalve de cirkel op de driesprong.

Dat is een minimaal verhoogd klinkerwegdek.

 

 

 

 

 

 

 

Antwoord vraag 2.

Ja. RC S is fout.

In oktober 2011 is al een antwoord gegeven op het beoordelen van gelegenheden naar aard.

Conform artikel 5f van het DRR is het grootste gedeelte van de breedte bepalend. Voor het bepalen van het grootste gedeelte wordt uitgegaan van een ‘haakse’ beoordeling.

Dit geldt voor zowel het begin als het eind van de weg.

Bij de laatst mogelijke ‘haakse’ beoordeling aan het eind (stippellijn met de pijl) van de weg is deze 100% asfalt.

De sectie KL heeft een vraag beantwoord betreffende Voetbruggen. Klik op onderstaande link om te downloaden

Uitspraak over vraag over Voetbrug sept 2013.pdf

De reglementscommissie van de NRF heeft infebruari naar aanleiding van ingestuurde vragen een uitspraak gedaan.

U kunt de uitspraak hieronder aanklikken.

Uitspraak Reglementscommissie RB feb 2013

 

Vraag 1 en 2.

1.Het is gebruikelijk dat de zinsnede: ”op een rotonde is de rondlopende

gelegenheid/weg rechtdoor ...” vaak wordt toegepast in het

bijzonder reglement van een rit volgens het BRR/DRR.

 

2. Indien dit niet het geval is dan treedt wellicht DRR art. 2f: ” zolang

een opdracht niet uitvoerbaar is dient zoveel mogelijk rechtdoor

gegaan c.q. de meest logische rechtdoorgaande route gekozen te

worden ...” in werking. (waarbij je je kunt afvragen wat de meest

logische rechtdoorgaande route op een rotonde is ???)

Als van sub1. geen gebruik wordt gemaakt is opdracht 12 dan uitvoerbaar

bij a en is opdracht 13 dan direct uitvoerbaar bij b?

Is RC Y goed of is RC Z goed ?

 

Mijn motivatie:

Komende vanaf de pijl rijd je eerst gedwongen de rotonde op (dus geen

richtingverandering).

Vervolgens is er bij a een samenkomst van wegen en bovendien is er een

opdracht (12) voorhanden om te kunnen handelen.

Daarna vormt opdracht 13 geen probleem.

Antwoord vraag 1.

M.b.t. het BRR en het DRR beschouwt de Reglementscommissie de rondlopende weg als de rechtdoorgaande weg. Ook als dit niet expliciet is opgenomen in het bijzonder reglement van de rit.

Antwoord vraag 2.

Opdracht 12 is dus op de rotonde nergens uitvoerbaar.

 

Vraag 3.

In het artikel 8.a.2. van het BRR en DRR wordt gesproken over afbeeldingen van objecten.

Als het gevraagde oriënteringspunt niet het werkelijke object is maar een

3D object, is er dan ook sprake van een afbeelding in de zin van dit artikel.

Ik heb behoorlijk gezocht op het internet maar elke keer vind ik

omschrijvingen dat een afbeelding iets grafisch is en in het platte vlak.

zie ook: http://www.encyclo.nl/begrip/afbeelding

 

Voorbeelden:

1. na paard rechts (het object is een standbeeld)

2. na ijsco rechts (het object is een groot plastic ijsco)

3. na rechter en linkerbeen (het eerste object is een etalagepop)

Wat is uw visie?

 

Antwoord vraag 3.

De Reglementstcommissie is geen voorstander van een uitgebreide discussie m.b.t. de betekenis van het woord afbeelding genoemd in het BRR en het DRR.

Driedimensionale oriënteringpunten zijn afbeeldingen van alles wat niet echt is, maar nagebootst is middels uitbeelding in vorm (bv standbeeld, plastic ijsco, etalagepop).

De genoemde routeopdrachten kunnen als het vaste oriënteringpunten zijn, dus op een standbeeld van een paard, een plastic ijsco en een etalagepop uitgevoerd worden.

 

Subcategorieën

Alle uitspraken van de sektie Routebeschrijven

Alle uitspraken van de sektie Kaartlezen.