Uitspraken

Vraag

Mag ik een bord gelijkend op verkeersbord L3 (oude versie, geel bord) met alleen een bus bovenin (het z.g. bushaltebord) als verkeersbord aannemen?

 

Antwoord

Ja.

In 2011 is het verkeersbord L3 bushalte/tramhalte vervangen door twee nieuwe verkeersborden.

L3 Bushalte/tramhalte                L3 bushalte                       L3 tramhalte

oude verkeersbord            Nieuwe verkeersborden  juni-2011

 

De normale aanduiding is en blijft bv;

23. na verkeersbord aanduidende bushalte 1e weg R

Of

23. na verkeersbord aanduidende tramhalte 1e weg R

 

Door de privatisering van het openbaar vervoer komen er zeer verschillende bushalteborden van het oude bord in het wild voor.

Het gele deel kan verschillend van kleur zijn, zie het bushaltebord hieronder.

cid:image004.png@01CDCD76.12379540

Al deze borden zijn op de eerder aangegeven wijze aan te duiden.

Vraag:                                                                                 

31. aanhoudend WW Ri Hout-Blerick

32. na ritpijl, voor "HOUTBLERICK" Ri Hout-Blerick

Kan de tekst op de WW's op twee manieren worden gelezen? Zo ja, hoe dan te handelen?                           

Is ook nog van belang of je dat binnen één opdracht of bij verschillende opdrachten kunt (moet) doen?

 

Antwoord:

M.b.t. het DRR stelt de sectie Routebeschrijving van de NRF dat afgebroken woorden zowel in de routebeschrijving als in het veld bij samenvoeging altijd het betreffende koppelteken verliezen.

Op beide borden staat derhalve Houtblerick en is er geen sprake van WW’s.

De opdrachten 31 en 32 zijn hier nergens uitvoerbaar.

Van de kaart afwijkende situaties

Sectie Kaaartlezen april 2012

Naar aanleiding van een vraag over de begrippen 'X' en 'Y' die gebruikt worden in artikel 10. Van de kaart afwijkende situaties TRK deel 2 heeft de Reglementscommissie besloten de onderstaande verduidelijkingen aan het genoemde artikel toe te voegen.

10. VAN DE KAART AFWIJKENDE SITUATIES

10. a. 5. Van een veranderde wegaansluiting is alleen sprake aan het ˜begin' van een weg
10. b. Veranderde wegaansluitingen

Geconstrueerde route is a,b,c,d

van de kaart afw1.png 


Indien bij b geen weg naar rechts is of een hek en/of paaltjes de weg afsluiten, dan mag de veranderde wegsituatie b-e-c bereden worden als deze route maximaal 'X' rijmeters bedraagt ('X' rijmeters volgens het Bijzonder Reglement).

De route voortzetten bij c in de richting van d.

Indien b-e-c  meer dan 'X' rijmeters bedraagt, dan moet een (nieuwe) herconstructie worden gemaakt conform artikel 8.

10.VAN DE KAART AFWIJKENDE SITUATIES

10. a. 3. 'doorsteekje'
10. c. 2. Niet op de kaart voorkomende wegen

Geconstrueerde route is a,b,c,d 

van de kaart afw2.png

Indien bij a geen weg rechtdoor is of een hek en/of paaltjes de weg afsluiten, gedwongen de niet kaartweg a-e berijden.

Indien de afstand van het 'doorsteekje' e-b maximaal 'Y' rijmeters bedraagt (afstand volgens Bijzonder Reglement), dan e-b berijden en de route bij b voortzetten in de richting van c.

Indien e-b meer dan 'Y' rijmeters bedraagt dan doorrijden om via een kaartweg f-c de route bij c voort te zetten in de richting van d.

Indien men bij a door een ritpijl of opdracht gedwongen wordt de niet kaartweg a-e op te rijden, dan moet gehandeld worden conform artikel 10.c.1.. Doorsteekjes mogen daarbij niet gebruikt worden. In dit geval dus doorrijden om via de kaartweg f-c de route bij c voort te zetten in de richting van d.

Vraag 1

 

Inrijden/berijden in combinatie met aanhoudend.

Hoe te handelen in de volgende situatie?

Antwoord 1

Na het tweemaal uitvoeren van opdracht 12 wordt de voor weg bereikt. Conform artikel 13 van het DRR kan nu opdracht 13 uitgevoerd worden met terzijdestelling van de aanhoudend opdracht door naar links te gaan.

 

Vraag 2 

Is opdracht  14 hier uitvoerbaar? 

Antwoord 2

De opdracht is hier niet uitvoerbaar. De parkeerplaats bevindt  zich links en/of  achterwaarts.

 

 

 

Vraag 3

Welke wegen kunnen als asfaltwegen aangeduid worden?

In bovenstaande tekening zijn klinkerstroken in verschillende schuinposities gelegd (rest is asfalt).

(toelichting: in gelegenheid 4 heeft de klinkerstrook een breedte die groter is dan 50% van de breedte van de schuine uitmonding; in gelegenheid 5 is de gehele schuine uitmonding een klinkerstrook)

 

Antwoord 3

Conform artikel 5f van het DRR is het grootste gedeelte van de breedte bepalend. Voor het bepalen van het grootste gedeelte  wordt uitgegaan van een ‘haakse’ beoordeling.

De wegen 1, 3, 4 en 5 kunnen aangeduid worden als asfaltwegen.

Weg 2 is niet naar aard aan te duiden.  

 

Vraag 4

32. na weg “Hof” inrijden

 

Via welke weg dient deze opdracht te worden uitgevoerd?

 

 

Antwoord 4

Opdracht 32 uitvoeren door weg 3 in te rijden (via weg 1 en de ritpijlen).

Stel het kunnen uitvoeren van een opdracht niet uit tot een latere mogelijkheid.

 

 

 

 

 

 

 

  

Vraag 5

 

Is de opdracht  24. eenrichtingsparkeergelegenheid L een toegestane opdracht?

 

Antwoord 5

In februari 2000 heeft de Reglementscommissie de volgende uitspraak gedaan.

Noch het verkeersbord aanduidende parkeerplaats, noch het verkeersbord aanduidende erf duidt een karakter aan. Er bestaan slechts vijf karakters, aangeduid door de verkeersborden aanduidende eenrichtingsweg, B-weg, voorrangsweg, autoweg en autosnelweg.

 

Een eenrichtingsparkeergelegenheid valt hier niet onder, dus is het geen karakter.

Het is ook geen naam of aard derhalve is de opdracht niet toegestaan, net als

parkeergelegenheid R (L).

Vraag 1

28. Ri Ede (SO)

 

Op welke situatie kan deze opdracht worden uitgevoerd?

Antwoord 1

Volgens artikel 11a. wordt bedoeld die gelegenheid in te slaan die betrekking heeft op de richting die de route naar Ede ter plaatse heeft. 
Uitzetters mogen volgens artikel 11c. van het URR geen misbruik maken van de aanduiding ter plaatse.
De opdracht is uitsluitend uitvoerbaar op situatie z.  

 

 

Vraag 2

Recent is er een uitspraak gedaan betreffende het begrip 'plaatsnaambord'.
Geldt dit ook voor het begrip 'straatnaambord'? Kortom,
is een straatnaambord uitsluitend een officieel straatnaambord en/of een door de uitzetter geplaatst straatnaambord (omschreven in bijzonder reglement) of is elk willekeurig bord waarop een (kennelijke) straatnaam staat een straatnaambord?


Antwoord 2

Nee, niet elk bord waarop een straatnaam voorkomt is een straatnaambord.
Uitzetters dienen (zie URR artikel 16 i) in hun bijzonder reglement aan te geven welke borden beschouwd worden als straatnaamborden.

 


Vraag 3

Het DRR spreekt van ..een bord met de tekst INRIT… en van …een bord met de tekst DLW… (zie art. 5b2 en art. 5j3).
In de routeopdrachten vervangen we het woord 'tekst' met de aanhalingstekens (" "). Je zou de zinsneden in het reglement dus kunnen lezen als …een bord met "INRIT"… en …een bord met "DLW"...
Is het dan eigenlijk niet logisch dat een bord met kleine letters inrit (of Inrit) en een bord met kleine letters dlw (of Dlw) ook reglementair functionele borden zijn?

Antwoord 3

Nee.
In het reglement zijn juist met opzet de aanhalingstekens weggelaten om meerdere interpretaties te vermijden en duidelijk te maken dat hoofdletters bedoeld zijn.

 

 

Vraag 4

58. voor zowel brugleuning als brug, zowel “Randweg” als “Noordammerweg” R passeren

Tussen welke oriënteringspunten is er in deze opdracht sprake van volgorde?

Antwoord 4

Alleen tussen de brugleuning en de brug is sprake van volgorde. Tussen de wegen niet omdat het voorzetsel in deze opdracht uitsluitend betrekking heeft op de brugleuning en de brug.

Tegengesteld raken/rijden

sectie kaartlezen november 2010 

 vraag van Ad van der Werf 

 

Vraag:

Wat is jullie mening over bijgaande tekening(en)

De route is in beide gevallen abc.

Is hier sprake van :

a. Tegengesteld raken.

b. Tegengesteld rijden.

Antwoord:

Volgens de artikelen 4.e en 4.f van het TRK2 is het duidelijk dat in beide gevallen van a naar c via b gereden mag worden.

"Kruisen of raken van een kaartweg wordt niet beschouwd als het gebruiken van die kaartweg".

Wegaansluitingen

sectie kaartlezen november 2010 

 vraag van Ad van der Werf 

 

Vraag:

Hierbij een vraag over de momenteel populaire variant op de spoorwegovergangen.

Volgens mij kan ik bij f, g, i, j, k en l de  pijl op rijden en bij h niet.

Zou U me kunnen zeggen waar jullie menen dat er sprake is van een wegaansluiting .

.

Antwoord:

Er is alleen een doorgang bij f,g en i.
 
Toelichting:
Er is geen artikel in het TRK of URK die hier expliciet een uitspraak over doet. Wel is er artikel TRK 7.h, die illustreert wanneer kaartwegen een spoorweg kruisen. Hiernaar wordt in de praktijk vaak verwezen als bij parallelwegen een van de kaartwegen bedekt is met een lijnstuk, waardoor de eventuele openingen in de middenberm niet meer zichtbaar zijn.
 
De commissie volgt deze consensus grotendeels, maar wil daarbij een kanttekening maken. Bij artikel 7.h wordt aangegeven wanneer een spoorweg overgestoken kan worden, bijvoorbeeld bij een onderbreking van de dijktekens (7.h.c) of het schijnbaar naar binnenbuigen (7.h.j) van een der parallelwegen. De kaart geeft hier aanwijzingen waar een oversteek mogelijk is. Bij de tekening van de vragensteller is er geen sprake van een 'oversteek': de kaartwegen liggen direct naast elkaar. Met dit in gedachten is de commissie van oordeel dat het niet voor de hand ligt om een onderbreking aan te nemen bij het enkele gegeven van het onderbreken (j) of ophouden (k) van een dijk, of het eindigen van een parallelweg (l).
 
Het is in werkelijkheid echter wel gebruikelijk dat er onderbrekingen zijn bij zijwegen, en dat moet dan ook worden aangenomen. In lijn met artikel 7.h maakt het daarbij niet uit of de zijweg aansluit op de kaartweg met het lijnstuk of juist die zonder het lijnstuk. Ook maakt het niet uit of de parallelsituatie zich aan beide kanten van de zijweg voordoet (i) of aan één kant (g), en ook niet of de zijweg 'haaks' (i) of 'schuin' (g) aansluit.
 
Overigens geldt dit alleen bij kaarten waarbij lijnstukken dezelfde kleur hebben als bermlijnen. Als dat niet zo is (bijvoorbeeld rode pijlen en zwarte bermlijnen) zijn de bermlijnen natuurlijk leidend.

Einde weg situatie

sectie kaartlezen augustus 2010 

 vraag van H. van Lente 
 

 

Vraag:
Hoofdroute is A-B-C
Bij A keercontrole 1, opnemen bij B, via D
Bij D wordt je doorgepijld richting E, nu opnemen bij B via E-F-D
Bij E in een “Eindeweg situatie” verlegt naar E’, nu naar B via E’-E-D. E-D niet aanwezig. Nu via E en F naar D.
Bij D een keercontrole 2, nu opnemen bij C
Vraag is nu mag je direct weer naar E rijden, terwijl je weet dat de eindeweg situatie is verlegd, of met deze voorkennis moet je naar C, via F-E-E’-C?
Situatie kwam voor in de Cannenburghrit 2009, mening uitzetter en een aantal anderen was, dat je direct weer naar E mag.
Ik ging via D-F-E-E’, verwijzende naar een oude bijlage bij het toenmalige nieuwe TRK van 1997, waar een vergelijkbare situatie werd aangegeven.
Onderbouwing in de bijlage is, dat in het TRK wel iets gezegd wordt over verleggingen aan het begin van een weg en over verleggingen tussen het begin en einde van een weg.
Over “Eindeweg” wordt niet wat gezegd, ergo mag niet met voorkennis weer worden gebruikt.

 
Antwoord:

Komende uit D is bij E’’ geen sprake van een verlegde wegaansluiting maar van een kaartweg die overgaat in een niet kaartweg E’’-E’ (zie art 10.a.6), ook al is dit binnen’X’ meter. De voorkennis van het niet kunnen rijden van de kaartweg E’’-E blijf behouden tot het opname punt is bereikt (art 9.c). Na Routecontrole 2 is de herconstructie derhalve: D-F-E-C.

Vraag 1

DRR artikel 5.b.2 gelegenheden.
Mag op het bord INRIT een pijl en/of (achtergrond) plaatje voorkomen?
Uitspraken op art. 5 1996-1999; uitsluitend de tekst INRIT of IN- RIT.

 
  

Antwoord 1

Het woord UITSLUITEND in de genoemde uitspraak refereert aan de tekst op het bord. Er mogen best afbeeldingen op een bord INRIT voorkomen.
 
 

Vraag 2

Waar is de opdracht 2 uitvoerbaar?

 

1. aanhoudend weg berijden
2. na “ABC” links

 

Antwoord 2

Opdracht 2 is uitvoerbaar door op de einde wegsituatie naar links te gaan.

 

Conform artikel 15. b. eindigt het berijden als de eerstvolgende zijgelegenheid wordt bereikt.

Dit is bij de nalijn “XYZ”. Vervolgens kan men constateren dat de tekst “ABC” voor het links afslaan in de na positie staat.

 

 

Vraag 3

Zijn de onderstaande opdrachten in het verlengde van de uitspraak “weg Ri Ede” (febr. 2000) toegestaan?

23. asfaltweg Ri Ede

24. gelegenheid Ri Ede

25. parkeerplaats Ri Ede

26. verkeerspaddenstoel Ri Ede

27. bord/pijl richting Ede

28. wegsituatie/viersprong enz. Ri Ede

Antwoord 3

Opdracht 23 is toegestaan.

Opdracht 24 is toegestaan.

Opdracht 25 is NIET toegestaan, dit in het verlengde van de artikelen 8f en 8g van het URR.

Opdracht 26 is NIET toegestaan, alleen Ri, wegwijzer Ri, P Ri of WW Ri is toegestaan.

Opdracht 27 is NIET toegestaan.

Opdracht 28 is toegestaan.

 

Vraag 4

Moet de plaatsnaam bij opdrachten zoals; na plaatsnaambord R(L) voorkomen in het  Woonplaatsenregister t.b.v. Routebeschrijvingsritten (WPR)?

 

Antwoord 4

Nee.

Het mag voor een ieder duidelijk zijn wat een plaatsnaambord is. Zie ook het boekje “Verkeersborden en Verkeersregels in Nederland”.

Op een plaatsnaambord mogen dus plaatsnamen voorkomen die niet in het WPR voorkomen.

Indien in een Regio afwijkende plaastnaamborden voorkomen, dan dient de uitzetter de uitvoering van dit bord aan te geven in het Bijzonder Reglement.

Dit conform het URR; Twijfelgevallen dienen altijd te worden voorkomen!

 

 

 

De opdracht  31. na plaatsnaambord R is uitvoerbaar op beide borden.


 
 

Vraag 5

Moet je na het tweemaal uitvoeren van opdracht 1 bij de weg met het verkeersbord doodlopende weg doorgaan met opdracht 1 of kan je hier opdracht 2 uitvoeren.

 

1. aanhoudend 1e weg R (VADNA)

2. na verkeersbord R

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Antwoord 5

Bij het gebruik van VADNA moet je alle verkeersborden aanduidende doodlopende weg als niet aanwezig beschouwen, totdat je het eerste oriënteringspunt uit opdracht 2 bereikt .

Ter hoogte van het verkeersbord aanduidende doodlopende weg ben je nog steeds bezig met opdracht 1 en dien je dit bord vanwege VADNA als niet aanwezig te beschouwen. Pas nadat je via de herstelopdracht van RC G bezig bent met opdracht 2 kun je het verkeersbord aanduidende doodlopende weg als oriënteringspunt  gebruiken.

 

Goed: G.

Zie ook uitspraken GRC mei 2001.

Voorkennis in combinatie met doodlopende kaartwegen

sectie kaartlezen april 2007 

 

 vraag van W. Donkers 
 

Vraag:
Pijlenrit kortste route.
Hoofdroute is:  Pijl 1 - b - c - pijl 2 - d - b - c - e - pijl 3
Bij a Rc 11, punt van opname (pvo) b richting c, via a-e-c-d-b.
Bij d Rc 12.
 
Vraag is nu wat wordt het volgende punt van opname en in welke richting?
 
Volgens uitzetter punt c richting d.
 
Volgens mij c richting e.
Motivatie: na het eerste keer aandoen van RC 12 is c-d-b niet meer te berijden is, omdat d geen samenkomst van wegen is en de RC 12 zijn blokkerende werking daarmee al heeft op punt c. De voorkennis van deze keercontrole blijft behouden totdat de geconstrueerde route weer is bereden (art 9 TRK deel 2)
Deze analyse van de herconstructie maakt, dat op het moment van het aandoen van RC 12 het eerstvolgende pvo daarom ligt bij c =>> e  voor de route naar de voet van pijl 3.
 
Antwoord:
Artikel 8 TRK spreekt over het voortzetten van de hoofdroute op de eerstvolgende samenkomst van kaartwegen. Wat een samenkomst van kaartwegen is, is geregeld in TRK 1 artikel 3 lid d.
Zo is punt d geen samenkomst van kaartwegen, maar bijvoorbeeld a, b, c en e wel. Dat de weg d-f een doodlopende kaartweg is, ontneemt punt c niet de status van een samenkomst van kaartweg (niet doodlopend van c-b, c-e en c-d-b).
In dit geval is het opnamepunt na RC 11 inderdaad b in de richting van c. Die route loopt via a-e-c-d naar b. Tussen d en b wordt die route onderbroken door RC 12.
Nu het volgende opnamepunt bepalen daarbij is uitsluitend de opgebouwde voorkennis van belang TOT die volgende samenkomst en NIET VERDER en moet je de hoofdroute op het opnamepunt kunnen voortzetten.
De samenkomst c richting (d-)b is bereikbaar en niet afgeschermd door bijvoorbeeld controles en dwangpijlen en derhalve het opnamepunt. Dat je op de route na de samenkomst weer door RC 12 wordt gekeerd is niet van belang, immers die controle staat NA het opnamepunt (zie de tekst van TRK 2 artikel 9 lid c) en dus kun je een deel van de hoofdroute rijden. Hierbij is het feit dat d-f een doodlopende weg is van geen belang, zelfs als de RC 12 bij punt c staat blijft de situatie hetzelfde, je wordt geacht de weg tot aan de controle te kunnen berijden (zie art. 1.e.) en daarmee is de voorkennis vervallen.

Conclusie: de visie van de uitzetters is juist.

voorkennis verloop van een weg

sectie kaartlezen april 2007 

 vraag van H. van Lente 
 

Vraag:
Hoofdroute: a-g-h-i , bij a weggepijld.
Ophalen bij g via: a-b-c-d-e-f-e-d-c-b-a-g.
b-c niet aanwezig, dus bij b gedwongen de niet op de kaart voorkomende weg op en bij d weer op een op de kaart voorkomende weg.
Mag ik nu weg e-d-c-b weer in herconstructie opnemen (d-e-f-d-c-b-a-g) ?
 
Zie art 9d TRK " d. Indien men tijdens het rijden van een herconstructie geconstateerd heeft dat het verloop van een weg, tussen het 'begin' en het 'eind', niet overeenkomstig de kaartsituatie is, maar deze weg mag vanwege de bepalingen omtrent van de kaart afwijkende situatie bereden worden, dan mag men de betreffende kaartweg wederom gebruiken. "
 
Antwoord:
Nadat je bij b de niet op de kaart voorkomende weg opgereden bent moet je bij d een nieuwe herconstructie bepalen via: d-c-b-a-g, blijkt d-c niet aanwezig te zijn dan heb je daar voorkennis van en moet je de route bij g ophalen via: d-e-h-i-j-k-g. Zie ook antwoord op vraag: “Voorkennis 22-2-1999”.
 
Artikel 9.d TRK is hier niet van toepassing, deze geldt alleen indien men de kaartweg opnieuw in dezelfde richting zou willen opnemen in de herconstructie.
 
Indien je bij d doorgepijld zou zijn richting e (geen voorkennis over afwezig zijn d-c) dan zou je via e-f-d-c-b-a de route bij g moeten vervolgen (TRK art 9.e.)

 

 

Vraag 1

In een rechterzijweg staan achtereenvolgens de volgende drie straatnaamborden.
Waar is de opdracht “De Zeis” R uitvoerbaar, waar is de opdracht “De zeis” R uitvoerbaar en waar is de opdracht “’t Sticht” R uitvoerbaar?
  

 

Antwoord 1

 

1. De opdracht “De Zeis” R is uitvoerbaar bij weg 2.
2. De opdracht “De zeis” R is uitvoerbaar bij weg 1.
3. De opdracht “’t Sticht” R is uitvoerbaar bij weg 3.
 
 

 

Vraag 2

 Waar is de opdracht 21. Voor RC R uitvoerbaar?

 

 

Antwoord 2

In artikel 9f van het DRR is geregeld dat je bij dit soort opdrachten gewoon de laatste mogelijkheid dient te nemen. RC X = goed.
Dat er in dit voorbeeld sprake is van een meersprong doet niet ter zake.
Denk voor het gemak de linkerweg even weg en niemand twijfelt eraan dat RC Y fout is.
 
 
 
 

Vraag 3

Is het uitzetters toegestaan onderstane routeopdrachten te geven van rangtelwoorden in combinatie met de voorzetsels bij en voor?
10. Voor tiende gebod R
11. Bij 2e prijs L
12. Voor 2e voornaam L
 

Antwoord 3

Nee.
Een val mag niet gebaseerd worden op kennis (bij de deelnemers) van het URR. De uitzetter moet zich wel houden aan het URR artikel 9 waarin is geregeld dat het niet is toegestaan om een rangtelwoord te gebruiken in combinatie met de voorzetsels bij en voor.
 
 

Vraag 4

Een aanhoudend routeopdracht is afgesloten zodra het (een) oriënteringspunt van de volgende routeopdracht is bereikt. Kan dat ook een oriënteringspunt uit de volgende neutrale opdracht zijn.
Bij welk oriënteringspunt is opdracht 2 afgesloten?
 
2. aanhoudend 2e weg R
A. VRW R
3. na “Y” 2e weg R
 

Antwoord 4

Artikel 2 van het DRR maakt onderscheid tussen routeopdrachten en neutrale opdrachten. In artikel 13 van het DRR is geregeld dat een aanhoudend routeopdracht is afgesloten wanneer het (een) oriënteringspunt van de volgende routeopdracht is bereikt. En in het URR artikel 13 wordt uitzetters verteld dat ze in de routeopdracht die volgt op en aanhoudend opdracht gebruik moeten maken van tenminste 1 oriënteringspunt. Uitzetters kunnen een aanhoudend routeopdracht derhalve niet laten volgen door een neutrale opdracht aangezien dan niet geregeld is hoe deelnemers daarmee om moeten gaan.
 
 

Vraag 5

In artikel 5.j.2 wordt bepaald dat een gelegenheid voorzien van het verkeersbord aanduidende doodlopende weg niet als gelegenheid moet worden beschouwd! In dit artikel wordt niet gesproken over eventuele onderborden (bv na 500 M). Moet zo’n onderbord in de beoordeling worden betrokken?
 

Antwoord 5

Ja.
Het wegenverkeersreglement is ook op onze rittensport van toepassing. Verkeerstechnisch is er pas na 500 meter sprake van een doodlopende weg en dat geldt ook voor een beoordeling voor de rittensport.
 
 

Vraag 6

Is de beoordeling van de uitmonding van een autosnelweg eender als die van een weg met gescheiden rijbanen?
 

Antwoord 6

Nee.
Bij een autosnelweg is er geen sprake van een weg met gescheiden rijbanen. Er is sprake van een oprit en een afrit die je van deze zijde rit niet mag inrijden.
De uitmonding is dus de breedte van de oprit. Het ‘bijvlak’ heeft dus de breedte van de oprit!

Vraag 1

Waar is de opdracht 7. WW Ri Den Bosch uitvoerbaar? 
 
 

Antwoord 1

Door weg b in te rijden wordt opdracht 7 juist uitgevoerd.
 
Zie de uitspraak van de Reglementscommissie in relatie tot artikel 11 van het DRR, gedaan tussen 1996 en 1999 ( te vinden op de NRF website onder kopje “Reglementen”.
 
Een WW met de tekst BEEK EN DONK verwijst kennelijk naar de plaatsnaam Beek en Donk. En niet naar de afzonderlijke plaatsnamen Beek of Donk.
 
De plaatsnaam waarnaar de WW (kennelijk) verwijst moet derhalve in de routebeschrijving worden weergegeven. En uiteraard moet deze conform DRR art. 8h voorkomen in het Woonplaatsenregister.

 

 

Vraag 2

1. Voor WW WW Ri Ede
 
Volgens uitzetter: goed A.
Motivatie: Voor de enkele WW richting uitvoeren op de dubbele WW. Dit kan direct naar rechts. (Conform "Zo doe je dat" publicatie, onderdelen V.4 en VI.4. Hierin is sprake van "eerste mogelijkheid")
 
Volgens rijder: goed C.
Motivatie: Voor de enkele WW richting uitvoeren op de dubbele WW. Omdat er sprake is van een "voor"-opdracht neem je de laatste mogelijkheid.
 
Opmerking de betreffende situatie staat niet precies in de "Zo doe je dat" publicatie.

 

Antwoord 2

RC C is goed.
Voor de enkele WW via de dubbele WW de laatste mogelijkheid benutten naar links.
  

Vraag 3

Geplaatst langs de route is de combinatie bord/vlag Afbeelding C uit onderstaande voorbeelden.
 
Opdracht: 1. Na RC "A" R
Motivate uitzetter: A noteren, maar RC niet te preciseren als RC "A".
 
Motivatie rijder: A niet noteren het is immers geen RC.
 
Vraag: Is het antwoord van de GRC onder C: misschien een typefout?, ook al omdat er achter C: de opmerking staat: zie A. In combinatie met het antwoord onder D:, zou C: misschien ook aan te duiden zijn als RC: A
 

Antwoord 3

de tekst bij C moet zijn:
 
Zie A. (want het oranje bord met de “A” is te preciseren als RC “A”)
De combinatie van oranje bord en oranje vlag is niet aan te duiden als RC “A” (zie B.)
De combinatie van oranje bord en oranje vlag kan wel als RC gebruikt worden.

Uitspraken Gezamenlijke ReglementsCommissie Januari 2008


Onderstaand treft u een aantal uitspraken aan naar aanleiding van een vraag van Martin Fierlier

Van toepassing zijnde reglement:
Schetsen zijn niet op schaal. Schetsen zijn gestileerd weergegeven. De extra symbolen bij de schetsen zijn oriënteringspunten. De opdracht luidt: "rijd van de bol naar de punt van de pijl".

Vraag 1:

Sla ik met opdracht 2 weg a in of weg b in ?

Antwoord 1:

Opdracht 1 is hier niet uitvoerbaar. Pijl is voorbij de op de bereden route uitmondende eerste weg links getekend.

Vraag 2:

Wanneer zijn de opdrachten 3 en 4 reglementair volledig uitgevoerd (en kan ik dus aan een volgende opdracht beginnen)
bij 3. moet ik geheel over de brug rijden (dus tot aan de punt van de pijl) ?
bij 4. moet ik voorbij de RC rijden ?
In concreto:
Rijd van de bol naar de punt van de pijl betekent dus:
a. rijd in de richting van de pijl of
b. rijd tot aan de punt van de pijl.

Antwoord 2:

Opdracht 3: Ja
Opdracht 4: Ja

Vraag 3:

Wat moet ik kunnen waarnemen als er in het reglement gezegd wordt dat de gehele situatie vanaf de bol overzichtelijk moet zijn ? (BPR art.8) Slaat dit alleen op de getekende wegen/gelegenheden, dus ook weer tot aan de punt van de pijl, en moet ik bijvoorbeeld ook (in opdracht 3) de volledige brug kunnen zien. Ook als deze, bijvoorbeeld door het huisje van de brugwachter, voor een deel aan het oog onttrokken is. Bij rotondes is het al heel snel gebruikelijk om deze niet overzichtelijk te vinden...

Antwoord 3:

Je moet kunnen beoordelen dat er sprake is van een brug en dat je er over kunt. Indien het brugwachtershuisje een deel van de brug aan het oog onttrekt verandert dat niets aan de situatie.

Subcategorieën

Alle uitspraken van de sektie Routebeschrijven

Alle uitspraken van de sektie Kaartlezen.